Jan 5, 2009 — Zelfs voor lezers met ervaring is, door het door elkaar haspelen van “forfaits” en van wat eigenlijk als “forfaitaire honoraria” zou moeten

89 KB – 16 Pages

PAGE – 1 ============
1Av. de la Couronne, 20 Œ 1050 Bruxelles Kroonlaan, 20 Œ 1050 Brussel V B S G B S Aan De Heer Jo DE COCK Administrateur-generaal Aan De Heer Dr. Bernard HEPP Geneesheer-directeur-generaal Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle Aan De Heer Dr. Ri DE RIDDER Directeur-generaal, leidend ambtenaar, Dienst voor geneeskundige verzorging RIZIV Tervurenlaan 211 1150 BRUSSEL Brussel, 06.01.2009 Geachte Heer Administrateur-generaal Geachte Heren Directeur-generaal, Waarde Collegae, Betreft: de brief van collega Bernard Hepp dd. 11.12.2008 met referentie 401-HQ- D/07002506-26 en met als bijlage de brochure fiInf obox RIZIV voor artsen specialistenfl. Van een stagemeester kreeg ik zeer recent inzage in de in rand vermelde brief en de mooi ogende publicatie fiInfobox RIZIV voor artsen specialistenfl. Hij ging er van uit dat ik als lid van meerdere RIZIV-commissies deze publicatie wel al zou kennen, quod non. In de rush naar het akkoord van 17.12.2008 is de aankondiging op de RIZIV-website dd. 11.12.2008 ons allicht ontgaan. De artsen specialisten in opleiding, stagemeesters, LOK- verantwoordelijken, en o.a. ook de BVAS- en VBS- voorzitters ontvingen deze brochure. Hoewel ze op de RIZIV- website ter beschikking staat, ga ik er van uit dat ook andere artsen deze brochure in boekvorm bij het RIZIV kunnen bekomen. BELGISCHE VERENIGING VAN ARTSENSYNDIKATEN ASSOCIATION BELGE DES SYNDICATS MEDICAUX BVAS -ABS yM Chaussée de Boondael 6 bte 4 Boondaalsesteenweg 6 bus 4 Bruxelles 1050 Brussel Tel.: (32 Œ2) 644.12.88 Fax : (32 Œ2) 644.15.27

PAGE – 2 ============
2Zoals de fiInfobox RIZIV Wegwijzer naar de reglementering voor de huisartsfl (70 bladzijden) van november 2006, dat ik destijds spontaan kree g toegestuurd, is ook deze infobox met zijn 153 bladzijden een bijzonder nuttig naslagwerk, dat ik met grote aandacht integraal heb doorgenomen. In bijlage bezorg ik U een niet-limitatieve lijst met bemerkingen, melding van foutjes of suggesties tot wijzigingen die zich opdringen bij deze uitgave, die werd afgesloten in september 2008. Ze zijn ondermeer het gevolg van de publicatie van de nieuwe coördinatie van de ziekenhuiswet dd. 10.07.2008 (Belgisch Staatsblad 07.11.2008) of zullen zich opdringen als het nieuwe akkoord artsen ziekenfondsen van 17.12.2008 zal in voege zijn getreden. Ik vind het bijzonder jammer dat deze zeer degel ijke brochure in het eerste deel fiAlgemeen kaderfl in hoofdstuk I fiDe opleiding tot geneesheer-specialistfl, op pagina 13, ontsierd wordt door twee mijns inziens zeer storende fouten : één betreffende het fimaster na masterfl (MaNaMa) principe (I.1.) en één betreffende het stageplan (I.2.). I.1. fiWat betekenen de begrippen bachelor, master, master na masterfl? In specialistische context stel ik het nut in vraag dat het RIZIV dit punt opneemt in deze brochure voor de startende artsen-specialisten. Niet alleen valt het volledig buiten zijn bevoegdheid, maar bovendien leidt het debat over de academisering van de specialistische geneeskunde Œ want daar draait het om Œ vandaag tot belangrijke discussies in de Hoge Raad voor Geneesheren-Specialisten en huisartsen bij de FOD Volksgezondheid. Enerzijds is het onderwijs dat leidt tot het behalen van het diploma van fiartsfl een gemeenschapsmaterie die valt onder de bevoegdheid van het Ministerie van Onderwijs van de respectievelijk Franse en Vlaamse Gemeen schap. De vermelding dat de opleiding tot geneesheer-specialist zou beginnen met een fipre specialisatiejaarfl is zinloos omdat dat jaar geen onderdeel is van de specialisatieopleiding en omdat di e studenten geneeskunde niet gemachtigd zijn om de geneeskunde uit te oefenen. Anderzijds is de opleiding tot geneesheer-specialist een federale bevoegdheid die valt onder de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid. Nergens in de Belgische federale wetgeving is er een spoor van de MaNaMa terug te vinden als voorwaarde om erkend te worden als geneesheer-specialist. Trouwens, in de EU is de Franse Gemeenscha p van België bij ons weten vandaag, bijna tien jaar na de op 19 juni 1999 ondertekende Bologna-verklaring over het hoger onderwijs, de enige Europese overheid die, voor wat de specialistische geneeskunde aangaat, deze weg heeft ingeslagen met het gebruik van de term fimaster complémentairefl 1. Slechts in enkele EU-landen (Finland, Frankrijk, Italië) worden door de universiteiten diploma™s afgeleverd van specialisaties. In de overgrote meerderheid van de EU-landen worden specialismen erkend door fipeersfl, zoals de Angelsaksische ficollegesfl en onze, tot op heden, paritair samengestelde (universiteiten-beroepsorganisaties) erkenningscommissies, of door de beroepsorganisaties zoals in Nederland of door de Ärtzekammer in Duitsland. De regeling die de Franse Gemeenschap heeft uitgewerkt is helemaal niet van toepassing op de Belgische regelgeving tot erkenning van geneesheren-specialisten. De VLIR (Vlaamse Interuniversitaire 1 fiBijkomende masterfl. Cfr. artikel 18 van het Decreet van de Franse Gemeenschap van 31.03.2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering va n de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten (1). (B.S. 18.06.2004).

PAGE – 3 ============
3Raad) is deze démarche al jaren tersluiks aan het voorbereiden. De beroepsverenigingen blijven zich hier terecht tegen verzetten. Het is natuurlijk wel bekend dat de universiteiten graag dergelijk model zouden implementeren op federaal niveau, maar ik herhaal dat er vandaag op federaal niveau in verband met he t behalen van een erkenning als arts-specialist nergens sprake is van master na master. De vermelding van deze vraag zou dus als te ndentieus kunnen worden beschouwd en het geformuleerde antwoord is in de feiten volstrekt verkeerd. Vraag en antwoord zijn mijns inziens dus onaanvaardbaar in een officiële brochure in verband met de specialistische geneeskunde uitgaande van het federale Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering 2. I.2. Wanneer kan ik mijn opleiding starten? Het laatste aandachtpuntje stelt dat het stageplan moet aa nvaard zijn door een fierkende faculteitfl. Dit is grove feitelijke vergissing. Ie dereen die een beetje met deze materie vertrouwd is, weet dat een stageplan moet zijn goedgekeurd door de desbetreffende erkenningscommissie 3. Alweer lijkt het er op dat de academische over heid een onterecht aureool zou krijgen als monopolist van de erkenning van de arts-specialist, terwijl de Belgische wetgever er gelukkig via het K.B. van 21.04.1983 voor heeft gezorgd dat het een paritair systeem betreft tussen beroepsverenigingen en universiteiten . Wij dringen er zeer sterk op aan dat iedereen die de brochure al ontving schriftelijk zou worden op de hoogte gebracht dat abstract ie moet worden gemaakt van vraag één met het daar bijhorend antwoord en dat het laat ste punt van vraag 2 wordt verbeterd. Deze verbeteringen dienen ook onmi ddellijk te worden doorgevoerd op de RIZIV-website. Ik maak ook majeur bezwaar tegen de formul ering van het onderdeel fib. Forfait klinische biologie en medische beeldvormingfl in het punt V.6. fiBestaat er forfaitaire vergoeding in het ziekenhuis?fl in het 2de deel van de brochure fiAanrekenen van verstrekkingenfl (blz. 68-69). Het onderdeel fib. Forfait klinische biologie en medische beeldvormingfl moet anders worden betiteld: fib. Forfaitaire honoraria klinische biologie en medische beeldvormingfl en moet een andere plaats en titel krijgen fix. Bestaan er forfaitaire medische honoraria in het ziekenhuis?fl. Zelfs voor lezers met ervaring is, door het door elkaar haspelen van fiforfaitsfl en van wat eigenlijk als fiforfaitaire honorariafl zou moeten be noemd worden, dit gedeelte zeer moeilijk te begrijpen. Bovendien is de tekst onvolledig, want de forfaitaire honoraria die in de nomenclatuur voorkomen, zoals in artikel 17 Ra diologie, §1, 12° en in het artikel 24, Klinische biologie §2 fiper opnamefl, worden niet vermeld. Nochtans worden die dagdagelijks toegepast in het ziekenhuis. 2 Het fiNazicht documentatie tot 31 juli 2005fl dat ik enkele jaren geleden bij DGEC RIZIV EDUPRO vond, wijdde twee zinnen aan MaNaMa: fi De opleidingen tot huisarts, arbeidsgeneeskunde, sportgeneeskunde zijn vanaf het academiejaar 2006-2007 zgn. MNM-opleidingen, of master na het behalen van een master. Of men kan zich specialiseren .fl Omwille van de tweede zin vond ik het overbodig toen te reageren. 3 Artikelen 10 en 11 van het Koninklijk besluit van 21.04.1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van geneesheren-specialisten en van huisartsen (B.S. 27.04.1983)

PAGE – 4 ============
4Het gebruik van zowel de term fi dagforfaitfl bij klinische biologie als de term fi forfait per opnamefl bij radiologie is juridisch fout. Er moet staan fihet forfaitaire honorarium per verpleegdag klinische biologie (eventueel aangevuld met fipseudonomenclatuurcodenummer 592001fl) en het fiforfaitaire honorarium radiologie per opnamefl. Zoals het nu staat geformuleerd is het onde rscheid tussen 6.b., 6.c. en 6.d. nauwelijks te begrijpen en bovendien maken wij er ernstig inhoudelijk-juridisch bezwaar tegen. We hopen dat u aan onze vragen zult tegemoet komen en dat we, met de overige bemerkingen in bijlage, een constructieve bijdrage zullen kunnen leveren voor de optimalisering van deze voor het overige zeer gewaardeerde brochure voor zowel artsen-specialisten in opleiding als voor gevestigde artsen-specialisten. Met dank bij voorbaat en met de meeste hoogachting, Dr. Marc MOENS, Ondervoorzitter BVAS, Secretaris-generaal VBS Bijlagen: 1

PAGE – 5 ============
5Bijlage bij de brief van Dr. M. Moen s dd. 06.01.2009 in verband met de brochure fiInfobox RIZIV – Wegwijzer voor de ge neesheer-specialistfl Œ September 2008, verzonden samen met de begeleidende brief dd. 11.12.2008 van Dr. Bernard Hepp, Geneesheer-directeur-generaal van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle. 1e deel. Algemeen kader I.1. De opleiding tot geneesheer-specialist (blz. 13) 1. Wat betekenen de begrippen bachelor, master, master na master? Deze eerste vraag betreft louter fiOnderwijsfl. Vermits fiOnderwijsfl een gemeenschapsmaterie is doet deze vraag in deze brochure niets ter zake. De vermelding da t de opleiding tot geneesheer-specialist zou beginnen met een fiprespecialisatiejaarfl is zinloos omdat dat jaar geen onderdeel is van de specialisatieopleiding en omdat die studenten geneeskunde niet gemachtigd zijn om de geneeskunde uit te oefenen. Zoals vermeld in de brief aan de Heer De Cock en de Drs. Hepp en De Ridder is het antwoord bovendien juridisch fout. Deze vraag dient me t zijn antwoord dus volledig verwijderd. (blz. 13) I.2. Wanneer kan ik mijn opleiding starten? Het laatste aandachtspuntje stelt: fi in het bezit zijn van een stageplan, aanvaard door een erkende faculteit fl. Dit moet natuurlijk zijn fiaanvaard door de bevoegde kamer van de erkenningscommissie van de discipline in kwestiefl (artikel 11 van het K.B. van 21.04.1983; B.S. 26.04.1983). (blz. 14) * Bovenaan de bladzijde wordt bij fi° voor elke stageperiodefl bij het vierde aandachtsstreepje de term fihoofdverantwoordelijkefl gebruikt. Hoewel deze term tussen haakjes staat en dus al licht als verklarend werd bedoeld, lijkt het me absoluut niet aangewezen deze nergens in de wettelijke regelgeving voorkomende term te gebruiken. * Bij fi° de volgende verplichte bijlagenfl wordt via voetnoot 1 van blz. 14 verwezen naar het artikel 4 van het K.B. van 30.05.2002. Dit K.B. werd opgeheven door artikel 10 van het K.B. van 12.06.2008 betreffende de planning van het medisch aanbod, dat op 1 juli 2008 in voege trad. De juiste betekenis van het attest bestaat erin dat het fihet bewijs levert dat in de loop van een bepaald jaar de betrokken kandidaat bij de faculteit Geneeskunde van die universiteit een volledige opleiding kan beginnen die leidt tot een van de erkende beroepstitelsfl (artikel 1, 1° K.B. 12.06.2008) en dat het aantoont in hoeverre, indien dit het geval is, de betrokken kandidaat over een vrijstelling van contingentering beschikt. Het K.B. van 12.06.2008 heeft betrekking op de contingentering, doch regelt niet de inhoud van de specialisatieopleiding. Deze wordt geregeld via het K.B. van 21.04.1983. Het op blz. 14 vermeld attest heeft alleen en kan ook alleen betrekking hebben op de “specifieke universitaire opleiding” die gelijktijdig moet ge beuren met de eerste twee opleidingsjaren.

PAGE – 6 ============
6Onder fic. Volledigheidfl staat te lezen dat het stageplan bovendien de handtekening nodig heeft van de coördinerende stagemeester. Dit ge ldt uiteraard alleen maar in zoverre er een coördinerende stagemeester is geweest. De laatste zin onder fic. Volledigheidfl luidt: fiBij het indienen van je stageplan moeten het programma en het contract van het eerste jaar opleiding aanwezig zijn. Binnen de 3 maanden moet je dan de rest van je stageplan indienenfl. Dit is tot vandaag niet legaal. Het K.B. van 21.04.1983 voorziet dergelijke mogelijkheid niet, maar in 2006 werd een modus vivendi, Ibis- plan genaamd, uitgewerkt tussen de FOD Volk sgezondheid en de universiteiten. Het plan werd naderhand verder op punt gesteld tussen de FOD en het RIZIV met de bedoeling de toekenning van RIZIV- codenummers aan de GSO™s te kunnen bespoedigen. Dit Ibis- plan werd aan de Hoge Raad voor geneesheren-specialisten en huisartsen meegedeeld als laatste punt van de vergadering van 08.02.2007. Jammer genoeg heeft deze pragmatische houding bij sommige universitaire stagemeesters het vals gevoel doen ontstaan dat ze om de haverklap de stageplannen (en dan nog éénzijdig) zouden kunnen wijzigen. (blz. 15) I.6. Welke algemene regels moet ik opvolgen tijdens mijn stage? * De eerste alinea verwijst naar enkele paragrafen van artikel 2 van het M.B. van 30.4.1999. Het is een selectieve keuze die begrijpelijk is in de context van een brochure die werd geschreven vanuit de bekommer nis van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle om de GSO™s aan te sporen om strikt aan de regelgeving te voldoen. Maar naar de GSO™s toe ware het veel vriendelijker geweest als ook een aantal andere interessante paragrafen zouden worden vermeld. In het bijzonder voor de GSO™s van het vrouwelijke geslacht, die vandaag ongeveer de helft van het contingent uitmak en, ware het interessant geweest §6 onder hun aandacht te brengen. Die § luidt als volgt: fi§ 6. De zwangere kandidaat-specialist geniet van de bepalingen inzake de moederschapsbescherming, geregeld bij de arbeidswet van 16 maart 1971 en bij het koninklijk besluit van 2 mei 1995 inzake de moederschapsbescherming. Zij geeft, zo snel mogelijk, haar stagemeester en de bevoegde arbeidsgeneeskundige dienst kennis van haar zwangerschap. Zij moet de richtlijnen van de arbeidsgeneesheer strikt opvolgen. Zij mag enkel belast worden met taken die geen risico voor haar, noch voor het ongeboren kind inhouden. Onder meer mag zij niet blootgesteld worden aan straling, substanties of agentia die schadelijk kunnen zijn voor haar zwangerschap. Zo nodig moet de stagemeester, in overleg met de arbeidsgeneeskundige dienst, haar uit een risicovolle omgeving transfereren naar een veilige omgeving waar zij haar opleiding kan voortzetten.fl Hoewel §9 expliciet vernoemd wordt in verband met detachering en in verband met de opvang van spoedgevallen, wordt niets gezegd over de verplichting die §9 voor de GSO™s bevat om zich vertrouwd te maken met de opvang van alle spoedgevallen zonder onderscheid, ook buiten hun specialiteit, ten einde ervaring te verwerven in het behouden van de vitale functies. Het ware eveneens nuttig geweest ook te verwijzen naar §10 van artikel 2 van het M.B. van 30.4.1999 die stelt dat, in een ziekenhuis met een erkende functie voor intensieve zorg, een gespecialiseerde spoedgevallenzorg of een mobi ele urgentiegroep, de kandidaat-specialisten in één van de 13 specialiteiten die in aanmerking komen voor de erkenning van de gespecialiseerde spoedgevallenzorg, de mogelij kheid krijgen om aan die activiteiten deel te nemen.

PAGE – 8 ============
8 (blz. 21) II.1.e. Moet ik mij inschakelen in de wachtdienst? In de eerste alinea wordt de term fimedische codefl beter vervangen door de officiële benaming fi code van de geneeskundige plichtenleerfl en kan in een voetnota verwezen worden naar de artikelen 113-118 van de code van de geneeskundige plichtenleer. Als men in de derde alinea de vermelding fide representatieve beroepsverenigingen mogen in het ziekenhuis wachtdiensten instellenfl wil behouden, wordt best verwezen naar artikel 9 §1 van het K.B. 78 van 10.11.1967. Het lijkt me minstens zo belangrijk te vermel den dat het een taak is van de hoofdgeneesheer van elk ziekenhuis om de nodige initiatieven te nemen [artikel 5, 9° van het K.B. van 15.12.1987 houdende uitvoering van de artikels 13 tot en met 17 (inmiddels artikels 18 tot 22 van de bijlage bij het nieuw coördinatiebesluit van 10.07.2008) van de wet op de ziekenhuizen zoals gecoördineerd door het Koninklijk besluit van 7 augustus 1987] om fi de continuïteit van de medische zorgen in de opname-, raadplegings-, urgentie- en medisch-technische diensten ter verzekeren, ondermeer door het organiseren van de medische permanentie in het ziekenhuis en van de medewerking van de geneesheren aan de wachtdiensten zoals bedoeld in artikel 9 van het K.B. nr. 78 van 10 november 1967–fl . II.2. Praktische organisatie van de specialistische activiteit (blz. 22) 2.b. Welke bijzondere voorzorgen moet ik nemen indien ik werk buiten het ziekenhuis? Je zult de hierna volgende voorzorgen nemen. Het eerste aandachtspuntje klinkt logisch, maar ik vind geen deontologische of wettelijke verplichting die een arts die niet werkzaam is in een ziekenhuis zou opleggen om een samenwerkingsovereenkomst af te sluiten met ziekenhuizen of specialisten in de omgeving om spoedopnames van patiënten te kunnen garanderen. Consequent met de andere voetnoten, lijkt het aangewezen om de datum te vermelden bij de voetnota 2 op dezelfde pagina 22. Het gaat over de wet betreffende de rechten van de patiënt van 22.08.2002. (blz.23) Onder fiWETTELIJKfl wordt er naar de ziekenhuiswet verwezen. In voetnoot 2 moet er dus verwezen worden naar de bijlage bij het K.B. van 10.07.2008 dat een nieuwe coördinatie heeft gegeven aan de ziekenhuiswet. In voetnoot 3 wordt artikel 130 artikel 144 van de nieuwe coördinatie van de ziekenhuiswet. In voetnoot 4 wordt artikel 131 artikel 145 van de nieuwe coördinatie van de ziekenhuiswet. Het lijkt me gepast om op deze plaats te verw ijzen naar de wettelijke verplichting van artikel 132 van de ziekenhuiswet van 10.07.2008 (B.S. 07.11.2008) om in elk ziekenhuis een medische raad op te richten en naar het K.B. van 10.08.1987 betreffende de samenstelling en de werking van de medische raad (B.S . 18.08.1987), want de vermelding onder de titel

PAGE – 9 ============
9fideontologischfl (blz. 24) fidat de artsen er moeten over waken dat een medische raad wordt opgerichtfl is juridisch onvoldoende. (blz. 24) Het zesde aandachtpuntje onder DEONTOLOGISCH verwijst weliswaar naar de medische raad, maar de bewoordingen fi moeten er over waken dat een medische raad wordt opgericht fl geven een foutieve voorstelling van de feiten, hoewel dit een letterlijk citaat is uit het artikel 170 van de code van de geneeskundige plichtenleer. Deze code kreeg touwens nooit een wettelijke basis. Verder dienen op deze pagina in de voetnoten 2, 3 en 4 de artikelen van de ziekenhuiswet te worden gewijzigd. Artikel 133 wordt 147, artikel 140§1 wordt artikel 155§1 en artikel 140§5 wordt artikel 155§1 van de nieuwe coördinatie van de ziekenhuiswet. (blz. 25) 3. De ziekenhuisorganisatie . a. Beheer. Artikel 10 wordt 15 en artikel 11 wordt 16 van de nieuwe coördinatie van de ziekenhuiswet. In voetnota 1 moet worden verwezen naar de ziekenhuiswet van 10.07.2008. In voetnota 2 moet worden verwezen naar artik el 140§§ 1 en 2 van de nieuwe coördinatie van de ziekenhuiswet. (blz. 26) In d. moet worden verwezen naar artikelen 18-19 in plaats van naar art. 13-14 van de nieuwe coördinatie van de ziekenhuiswet. Het eerste aandachtsstreepje verwijst naar fi hoofdartsfl, het tweede naar figeneesheer- diensthoofdfl en het laatste naar fialle ziekenhuisartsenfl. Gezien de feminisatie verkies ik het gebruik van het woord fiartsfl boven figeneesheerfl. Maar de wetgever heeft op 10.07.2008 alleen gecoördineerd en geen rekening gehouden met de gang der geschiedenis, zodat ook in de nieuwe coördinatie overal de termen fihoofdgeneesheerfl en geneesheer-specialistfl en dergelijke bewaard bleven. Het zou logisch zijn om in één rubriek dezelfde terminologie te gebruiken. Zo wordt in het tweede deel van de brochure uitsluitend het woord hoofdgeneesheer gebruikt. In d. wordt artikel 15 artikel 20 van de nieuwe coördinatie van de ziekenhuiswet. In f. wordt artikel 17 bis artikel 23 van de nieuwe coördinatie van de ziekenhuiswet. In g. wordt artikel 17 quater artikel 25 van de nieuwe coördinatie van de ziekenhuiswet. (blz. 27) In de tabel verspringt de opeenvolging van de nummers van de RIZIV-dienstcodes van de ziekenhuisdiensten van 450 naar 490 en dan terug naar 480. De overeenstemmende omschrijvingen zijn correct. (blz. 28)

PAGE – 10 ============
10III. Accreditering 2. Wat moet ik doen om mijn accreditering te verkrijgen? OP HET VLAK VAN DE NAVORMING In de derde regel van het eerste aandachtspuntje wordt vermeld fi(1 C.P. = 10 navormingseen- heden). Dit kan beter worden weggelaten, aangezien de navormingseenheden al sinds 01.01.2007 niet meer worden gebruikt. (blz. 29) 5. Hoe lang is mijn accreditering geldig? Uit mijn praktische ervaring binnen de stuurgroe p accreditering weet ik dat de laatste zin van dit punt best als volgt zou worden aangevuld. fiDe voorwaarde van een minimale activiteit valt dan weg, maar alle andere voorwaarden blijven bestaan.fl (blz. 30) In het grijze blok in de linker marge met het witte plusteken op groene achtergrond lijkt het me aangewezen om tussen de eerste en de tweede zin een inlassing te maken. fi – ten laste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging uitvoeren of laten uitvoeren . Ook ziekenhuizen zijn zorgverleners. Het aanzetten tot het voorschrijven –fl. De laatste alinea van bladzijde 30 heeft het over figoedkope geneesmiddelenfl. Dit onderwerp wordt ook uitvoerig behandeld in het derde deel en de term komt vier maal voor op bladzijde 101 van de brochure. Ten gevolge van artikel 16 van de wet van 19.12.2008 houdende diverse bepalingen inzake gezondheidszorg (B.S. 31.12.2008) wordt artikel 73, § 2, van de gecoördineerde G.V.U- wet van 14.07.1994 gewijzigd en ook als gevolg van het akkoord artsen-ziekenfondsen van 17.12.2008 zal, zodra het in voege treedt, de tekst over de regelgeving betreffende de figoedkope geneesmiddelenfl moeten herwerkt worden. (blz. 32) 5. Op welke manier kan ik aansprakelijk gesteld worden voor mijn medisch handelen? Vermits in de tekst de term fi DGEC fl op deze pagina voor het eerst opduikt, lijkt het me aangewezen hier de volledige omschrijving te gebruiken en de afkorting tussen haakjes te vermelden: fi Dienst geneeskundige evaluatie en controle (DGEC)fl. 6. Wat is de verantwoordelijkheid van het ziekenhuis? Het valt op dat in dit punt me t geen woord gerept wordt over de arts-specialist die als zelfstandige werkzaam is in een ziekenhuis. Dit is nochtans de meest voorkomende situatie. Quasi alleen de universitaire ziekenhuizen werken nog met artsen-specialisten met een werknemersstatuut. Mijns inziens verg t dit punt een juridische aanvulling. In voetnota 3 op deze pagina 32 dient artikel 11 vervangen te worden door artikel 16. (blz. 33)

PAGE – 11 ============
11In voetnota 1 dient artikel 17 novies vervangen te worden door artikel 30. (blz. 37) VI. Het nationaal akkoord artsen-ziekenfondsen. Uiteraard zal hier dienen verwezen te worden naar het akkoord van 17.12.2008. 1. Inhoud In de laatste zin van de eerste alinea wordt ondermeer verwezen naar fi vergoedingen voor verplaatsingen in plattelandsstrekenfl. Ik betwijfel of het zinvol is dit te vermelden in een brochur e voor artsen-specialisten. Ik meende trouwens dat fi vergoedingen voor verplaatsingen in plattelandsstrekenfl alleen van toepassing waren voor huisartsen. Uit wat hierover op bladzijde 57 wordt gezegd (2 de deel, IV Aandachtspunten uit de nomencla tuur. 1. b. Bezoeken – consulten bij de patiënt thuis) is dat ook niet afleidbaar. Ik ben er niet in geslaagd de omzendbrief verzeker ingsinstellingen (V.I.) 2007, nr. 500 (28.12.2007), waar in de voetnota 5 op bladzijde 57 wordt n aar verwezen, terug te vinden op de RIZIV-website. 3. Weigering tot toetreding of deeltijdse toetreding. Gezien de belangrijke wijzigingen die het punt 18 van het akkoord van 17.12.2008 in deze materie aanbracht, zal dit stuk mo eten worden herwerkt zodra het akkoord in voege zal zijn getreden (vervolg op blz. 38). (blz. 39) In verband met het sociaal stat uut lijkt het me logisch van zowel het jaar 2008 als 2009 te vermelden. 2de deel ŒHet aanrekenen van verstrekkingen. (blz. 45) I. Nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen 4. Moet ik de honoraria toepassen die in de nomenclatuur zijn opgenomen? Ook dit deel zal moeten worden aangepast omwille van de belangrijke wijzigingen die het punt 18 van het akkoord van 17.12.2008 in deze materie aanbracht. (blz. 46) NIET-GECONVENTIONEERDEN ARTSEN Bij het vierde aandachtspuntje onder fiEenpersoonskamer fl lezen we fibij een kind vergezeld van een ouderfl. Dit moet logischerwijze aan gevuld worden [zoals onder GECONVENTIONEERDE ARTSEN. Bijzondere bepalingen, vierde aandachtspuntje (blz. 45)] met fi(tenzij indien expliciete wens v/ d ouders schriftelijke vastgelegd in de opnameverklaring)fl . (blz. 48) II. 2 b. Wat mag deze arts voorschrijven? VERSTREKKINGEN DIE BEHOREN TOT DE BEVOEGDHEID VAN MEERDERE DISCIPLINES (SPECIALISME DEELS SPECIFIEK)

89 KB – 16 Pages