Formaat: Adobe® PDF™ (A4) Dit rapport geeft een tussentijds beeld, maar het evaluatiewerk is niet Voor dit tweede tussentijds rapport werden.

50 KB – 106 Pages

PAGE – 2 ============
Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg Voorstelling: Het Federaal Kenniscen trum voor de Gezondheidszorg is een parastatale, opgericht door de programma-wet van 24 december 2002 (artikelen 262 tot 266) die onder de bevoegdheid valt van de Minister van Volksgezondheid en Sociale Zaken. Het Centrum is belast met het realiseren van beleidsondersteunende studies binnen de sector van de gezondheidszorg en de ziekteverzekering. Raad van Bestuur Effectieve leden: Pierre Gi llet (Voorzitter), Dirk Cuyp ers (Ondervoorzitter), Jo De Cock (Ondervoorzitter), Frank Va n Massenhove (Ondervoorzitter), Yolande Avondtroodt, Jean-Pierre Baeyens, Ri de Ridder, Olivier De Stexhe, Johan Pauwels, Daniel Devos, Jean-Noël Godin, Floris Goyens, Jef Maes, Pascal Mertens, Marc Moens, Marco Schetgen, Patrick Verertbruggen, Michel Foulon, Myriam Hubinon, Michael Callens, Bernard Lange, Jean-Claude Praet. Plaatsvervangers: Rita Cuyper s, Christiaan De Coster, Benoît Collin, Lambert Stamatakis, Karel Vermeyen, Katrien Kesteloot, Bart Ooghe, Frederic Lernoux, Anne Vanderstappen, Paul Palsterm an, Geert Messiaen, Anne Remacle, Roland Lemeye, Annick Poncé, Pierre Smiets, Jan Bertels, Catherine Lucet, Ludo Meyers, Olivier Thonon, François Perl. Regeringscommissaris: Yves Roger Directie Algemeen Directeur: Raf Mertens Adjunct Algemeen Directeur.: Jean-Pierre Closon Contact Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) Administratief Centrum Kruidtuin, Doorbuilding (10e verdieping) Kruidtuinlaan 55 B-1000 Brussel Belgium Tel: +32 [0]2 287 33 88 Fax: +32 [0]2 287 33 85 Email: info@kce.fgov.be Web: http://www.kce.fgov.be

PAGE – 3 ============
Hervormingen in de geestelijke gezondheidszorg: evaluatieonderzoek ‚therapeutische projecten™ – tweede tussentijds rapport KCE reports 123A OLIVIER SCHMITZ , ANNIE PROPS, VEERLE DE JAEGERE , CINDY ANTOINE , MARK LEYS Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg Centre fédéral d™expertise des soins de santé 2010

PAGE – 4 ============
KCE reports 123A Titel: Hervormingen in de geestelij ke gezondheidszorg: evaluatieonderzoek ‚therapeutische projecten™ – tweede tussentijds rapport Auteurs: Olivier Schmitz, Annie Props, V eerle De Jaegere, Cindy Antoine, Mark Leys Externe validatoren: Rachel Jenkins (Kings College London), Reinhold Kilian (Universität Ulm), Geert Dom (Universiteit Antwerpen) Belangenconflict: Geen gemeld Disclaimer: De externe experten werden ge raadpleegd over een (preliminaire) versie van het wetenschappelijke rapport. Nadi en werd een (finale) versie aan de validatoren voorgelegd. De validatie van het rapport volgt uit een consensus of een meerderheidsstem tussen de validatoren. Alleen het KCE is verantwoordelijk voor de eventuele resterende vergissingen of onvolledigheden alsook voor de aanbevelingen aan de overheid. Layout: Ine Verhulst Brussel, 9 februari 2010 Studie nr 2007-32-02 Domein: Health Services Research (HSR) MeSH: Mental Health Services ; Long-Term Care ; Needs Assessment ; Models, Organisational ; Evaluation Studies NLM Classificatie: WM 30 Taal: Nederlands, Engels Formaat: Adobe® PDFŽ (A4) Wettelijk depot: D/2010/10.273/08 Elke gedeeltelijke reproductie van dit docum ent is toegestaan mits bronvermelding. Dit document is beschikbaar van op de website van het Federaal Kenniscentrum voor de gezondheidszorg. Hoe refereren naar dit document? Schmitz O, Props A, De Jaegere V, Antoine C, Leys M. Hervormingen in de geestelijke gezondheidszorg: evaluatieonderzoek ‚therapeutisch e projecten™ – tweede tussentijds rapport. Health Services Research (HSR).Brussel: Federaal Kenn iscentrum voor de Gezond heidszorg (KCE); 2010. KCE reports 123A. (D/2010/10.273/08)

PAGE – 5 ============
KCE reports 123A Evaluatieonderzo ek ‚therapeutische projecten™ i VOORWOORD Toen de overheid in 2006 de oproep lanc eerde voor het opzetten van therapeutische projecten in de geestelijke gezondheidszorg, was het de bedoeling om Œ binnen een gegeven kader Œruimte te laten aan het lokale initiatief. Dat er meer dan 80 initiatieven in het programma gestapt zijn, is op zichzelf een positief signaal. Maar hoe zien die initiatieven eruit? Beantwoorden ze aan de bedoelingen van de initiële oproep? Het project is nog niet ten einde, en dus is het te vroeg om hier reeds zware uitspraken over te doen. Dit rapport geeft een tussentijd s beeld, maar het evaluatiewerk is niet voltooid. Sommige delen van het werk werden ook afgebroken, met name de patiëntenmonitoring, maar ook dat zegt iets over de grenzen waarbinnen innovaties met sterke verankering op het terrein moeten opereren. Dit tweede tussentijdse rapport is in meerdere opzichten atypisch ten opzichte van andere KCE rapporten. Het handelt over een pr oject dat over meerdere jaren loopt en gefinancierd wordt met aparte middelen Œ maar het volgt wel de KCE werkprocessen. Het werk is sterk georiënteerd op kwalitatieve data. Het rapport geeft een tussentijdse stand van zaken Œ maar een aantal tendensen en patronen lijken hier toch al uit te kristalliseren. -.Dit tweede rapport reikt een aantal mogelijke aandachtspunten aan wanneer programma™s voor organisatoris che innovaties in de geestelijke gezondheidszorg in de toekomst worden opgezet, zowel op het niveau van het overheidsprogramma™s als aandachtpunten di e kunnen meegenomen worden door de actoren in het veld wanneer ze samenwerkingsinitiatieven willen opzetten. In de loop van het onderzoekstraject werd de onderzoeksequipe substantieel herschikt. De nieuwe onderzoeksequipe heeft in het afge lopen jaar heel veel inspanningen geleverd om zich op korte termijn in te werken in een toch complexe materie en zet zich in om dit project tot een goed einde te brenge n in de geest waarin het KCE projecten uitvoert. Wij wensen alvast ook alle me dewerkers van de projecten nogmaals te bedanken voor hun medewerking en rekenen nu al op hun verdere inzet om verder informatie toe te leveren in de eindfase van het onderzoek. Ook het RIZIV en de FOD Volksgezondheid bedanken we voor hun steun en interesse in het werk van het KCE. Samen met hen kijken we uit naar de verdere conclusies die we uit dit boeiende initiatief zullen kunnen trekken. Jean-Pierre CLOSON Raf MERTENS Adjunct Algemeen Directeur Algemeen Directeur

PAGE – 6 ============
ii Evaluatieonderzoek ‚therapeutis che projecten™ KCE reports 123A Samenvatting DOEL VAN DIT TWEEDE TUSSENTIJDS RAPPORT Vooraf: Dit rapport is geen typisch KCE-ra pport. Het vervolledigt het eerste tussentijds rapport en dient gelezen te worden in het verlengde van de vorige executive summary. In 2006 werd een programma voor therapeutis che projecten (TP™s) in de geestelijke gezondheidszorg gestart door de Belgische federale Minister van Volksgezondheid. Dit programma had als doel om ervaringen op te doen met nieuwe ‚netwerk-georiënteerde™ organisatiemodellen in de geestelijke gezond heidszorg. TP™s dienden met patiënten met een ficomplexe en chronischefl psychiatrisc he problematiek te werken, binnen vooraf afgebakende clusters (i.e. ‚kinderen en jongeren ™, ‚volwassenen™, ‚ouderen™, ‚verslaving™ of ‚forensische psychiatrie™). Het programma omschrijft een algemeen kader waarbinnen elke individueel project eigen ‚bottom-up™ voorstellen kan doen voor samenwerkingsinitiatieven. Therapeutische projecten hebben als doel om een ‚geïntegreerd samenwerkingsmodel van voorzi eningen™ te implementeren in duidelijk gedefinieerde werkingsgebieden, met een aanbod van diensten dat tegemoet komt aan de noden van de patiënt, een continuïteit van zorg garandeert, en de integratie van de patiënt in de maatschappij bewerkstelligt. Het Rijksdienst Instituut Ziekte en Invalid iteitsverzekering (RIZIV) specificeerde dat elk project ten minste volgende partners moet opnemen: een psychiatrisch ziekenhuis of een psychiatrische afdeling; een Centrum Geestelijke Gezondheidszorg of een ‚piloot project™ (psychiatrische thuiszorg of outreaching), gefinancieerd door de Federale OverheidsDienst (FOD); een eerstelijnsdien st (een huisartsenkring, geïntegreerde diensten in de thuiszorg (GDT)). Het RIZIV is verantwoordelijk voor de terugb etaling van zorggerelateerde activiteiten. Dit is geregeld in een conventie (artikel 56) die de voorwaarden bepaalt voor de terugbetaling van activiteiten. Het FOD staat in voor de terugbetaling van de activiteiten gerelateerd aan coördinatie en ‚transversaal overleg™, alsook voor de ondersteuning van dataverzameling voor het evaluatie onderzoek (nl. een patiënten mon itoring). Voor de For-K projecten (cluster ‚kinderen en jongeren ™ in forensische psychiatrie) financiert de FOD alle activiteiten. Het KCE werd door de federale Minister van Volksgezondheid gevraagd om in te staan voor de wetenschappelijke evaluatie van de implementatie van het programma door middel van de analyse van de plannen, ervaringen en resultaten van de geselecteerde projecten. Dit evaluatieonderzoek is gestart in 2007. Dit is een tweede tussentijds rapport van de studie naar Therapeutische Projecten. Een eerste tussentijds rapport werd gepubliceerd in februari 2009. De focus van de twee tussentijdse rapporten is de analyse van de plannen van TP: een analyse van de interpretaties en voorgenomen doelstellingen van elk individueel TP en hun reflecties over en reacties op samenwerkingsinitiatieven. Het tijdsschema van de interviews liet toe dat eerste implementatie-ervaringen van de TP™s al konden geschetst worden. Dit tweede tussentijds rapport legt meer dan het eerste de nadruk op clustergerelateerde patronen. Andere eventuele patronen die tot uiting komen in de data, worden eveneens vermeld. De aanvankelijke bedoeling van het KCE was om een fikwalitatieveflonderzoeksbenadering te combiner en met een fikwantitatieffl gedeelte, nl. informatie die bekomen werd van de initiële projectvoorstellen en interviews dienden aangevuld te worden met patiënten data die verkregen werd door een patiënten monitoring. Deze werd echter stopgezet door het FOD in september 2009 (officiële communicatie in januari 2010), omwille van technische implementatieproblemen. Hoewel enige voorlopige lessen geïdentific eerd worden, kunnen in dit stadium van het onderzoek geen finale conclusies over effectiviteit van samenwerkingsmodellen noch overheidsaanbevelingen worden geformuleerd.

PAGE – 8 ============
iv Evaluatieonderzoek ‚therapeutis che projecten™ KCE reports 123A DOELSTELLINGEN VAN DE TP™S TP™s interpreteren het programma op verschil lende manieren. Als gevolg hiervan is er een grote variëteit in de TP-doelstellinge n zoals vooropgesteld door de individuele projecten. De ingediende plannen (RIZIV -voorstellen) worden meestal niet gezien als praktische werkinstrumenten voor de dagelijkse uitvoeri ng van TP. Voor vele projecten werden de voorstellen pragmatisch geschreven om te beantwoorden aan de administratieve vereisten van het programma. In de meeste projecten zijn beoogde doel stellingen van het project vrij algemeen gedefinieerd. Elementen als ‚continuïteit van zorg™ en ‚zorg op maat™ worden vaak geciteerd als een hoofddoel van TP, maar deze doelstellingen worden slechts zelden in detail uitgewerkt. De meeste TP™s maken niet spontaan een onderscheid tussen doelstellingen voor patiënten en doelstellingen voor partners/n etwerk. Veel TP™s leggen eerder de nadruk op doelstellingen voor partners/netwerk dan op doelstellingen voor patiënten. De doelstellingen voor partners/netwerk worden dan impliciet gezien als een middel om doelstellingen voor patiënten te bereiken. In veel gevallen worden TP™s uitgewerkt om een antwoord te bieden op moeilijkheden die zorgprofessionals ervaren in hun dagelijkse activiteiten (i.v.m. geen continuïteit of onaangepast aanbod van zorg, de doelgroep, praktische problemen, enz.). Het voorgesteld samenwerkingsmodel en de doelst ellingen zijn hoofdzakelijk gebaseerd op deze dagelijkse locale ervaringen. De meerderheid van de TP™s ontwikkeld en voorstellen in functie van voorafgaande, formele of informele, samenwerkingsverband en tussen professionals of organisaties. Slechts enkele TP™s hebben zich in een volledig nieuw samenwerkingsinitiatief geëngageerd. De TP™s selecteerden hun doelgroep, h un werkingsgebied en hun werkingsmodel overwegend op basis van activiteiten van de be trokken kernpartners, en op deze van de initiatiefnemende partner in het bijzonder. Sommige projecten brengen meer specifieke doelstellingen naar voren: vb. het ontwikkelen van een samenwerkingsverband tussen verschillende sectoren die betrokken zijn in de geestelijke gezondhe idszorg; het beperken van zowel het aantal hospitalisaties als de duur van het verblijf en de patiënt thuis laten verblijven als alternatief voor hospitalisaties; het verbeteren van de toegankelijkheid van zorg of evolueren naar een meer rationeel en efficiën t gebruik van zorg. De doelstelling om de toegankelijkheid van zorg te verbeteren wordt vooral in de cluster ‚ouderen™ en ‚verslaving™ naar voor gebracht als een hoofddoelstelling. In bepaalde regio™s werd de uitwerking van projecten begeleid of soms zelfs gestuurd door de overlegplatforms geestelijke gezondheidszorg, vb. in het definiëren van de doelstellingen van individuele projecten. VERSCHILLENDE SAMENWERKINGSMODELLEN De therapeutische projecten hebben heel verschillende samenwerkingsmodellen voorgesteld om drie centrale groepen taken te coördineren: m.n. ‚adm inistratieve taken™ (het verzamelen en versturen van de ve reiste documenten naar het RIZIV), ‚de coördinatie tussen partners™ en ‚de coördinatie van zorgactiviteiten rond de patiënt™. De ‚administratieve taken™ worden in het algemeen georganiseerd op twee manieren: ofwel worden ze gedelegeerd aan een administ ratieve afdeling van één van de partners (vaak de GDT of de administratieve dienst van ziekenhuizen), ofwel, in een beperkter aantal TP™s, worden ze uitgevoerd door de project coördinator. De organisatie van de coördinatie van de part ners en de coördinatie van zorgactiviteiten verschilt tussen de projecten. Bepaalde patronen treden hierbij op:

PAGE – 9 ============
KCE reports 123A Evaluatieonderzo ek ‚therapeutische projecten™ v Een meerderheid van de projecten stuurt activiteiten van het netwerk (op strategisch en operationeel niveau) vi a stuurgroepvergaderingen. Dit zijn formele vergaderingen met vertegenwoordigers van de formele partners. De inhoud en de frequentie van deze vergaderingen verschilt tussen projecten. Enkel een beperkt aantal projecten stuurt de activiteiten van het netwerk op een andere manier. Vergaderingen zijn een zeer belang rijk coördinatiemechanisme in alle projecten. De inhoud, timing, frequentie , locatie, participatie, status en mate van formalisering van deze vergaderingen varieert in sterke mate. Terwijl sommige projecten tot 3 verschillende soorten vergaderingen onderscheiden op verschillende locaties, hebben an dere projecten slechts één enkele geïntegreerde vergadering die alle verschillende aspecten van het TP behandelt. Projecten gebruiken verschillende formele instrumenten voor de coördinatie van activiteiten (stroomschema™s, gestandaardiseerde procedure voor communicatie en besluitvorming, zorgplan, enz.). Het gebruik van deze hulpmiddelen varieert tussen projecten. Het gebruik en de ontwikkeling van zorgplannen varieert st erk tussen projecten. De rolomschrijving en de verdeling van de taken tussen coördinatoren varieert sterk tussen de projecten. De verdeling van coördinerende taken (ondersteunende en kerntaken) tussen personen verschilt zowel op het niveau van de coördinatie van patiëntgerelateerde taken als op het niveau van netwerkgerelateerde taken. Factoren die deze verschillen verklaren zijn : de complexiteit van het netwerk (het aantal en het type (sector) van de partners); de kenmerken van de doelgroep; zowel culturele (regionale) invloeden als voorgaande samenwer kingservaringen. In deze fase van het onderzoek is het niet mogelijk om clustergerelateerde patronen te identificeren. EEN LEERPROCES De ontwikkeling van een TP als een samenwer kingsinitiatief is een leerproces. Projecten wijzen op een aantal factoren die same nwerking bevorderen of bemoeilijken. Communiceren met partners en deskun digen om de doelstellingen en de werkingsmethoden van het project duidelijk te maken wordt als heel belangrijk ervaren. Projecten begrijpen dat daar tijd voor nodig is. Een (bedoeld) cascade model van informatieoverdracht, waarin formele part ners informatie over de doelstellingen overdragen naar hun individuele zorgprofessionals, leidde in vele TP™s in een gebrekkige informatieoverdracht. Projecten wijzen ook op moeilijkheden om individuele professionals te betrekken bij deze nieuwe werkwijze en hen te overtuigen van het belang en het nut ervan. Vele projecten ontwikkelen het samenwerkingsmodel in de loop van het implementatieproces (de eigenlijke werking van het project), veel meer dan gebruik gemaakt wordt met een duidelijk vooraf gedefinieerd samenwerkingsmodel. Legitimiteit (het aanvaarden van de rol van de coördinator) en vertrouwen opbouwen tussen partners en coördinatoren worden als cr uciaal ervaren. Samenwerking is meer dan enkel een instrumenteel gegeven. Een gebrek aan wederzijds vertrouwen (vaak gebaseerd op een gebrek aan informatie en op verschillende belangen) hebben een negatieve invloed op de betrokkenheid va n partners en/of deskundigen en op het functioneren van het project. De administratieve verplichtingen verhinderen soms het actief betrekken van bepaalde partners en op die manier ook de ontwikkeling van vertrouwen. Reeds bestaande (goed func tionerende vormen van) samenwerking bevorderen de ontwikkeling van vertrouwensrelaties. Het TP-kader vereist onder andere dat informatie over patiënten tussen verschillende betrokken partners gedeeld wordt. De projecten geven aan dat het tijd vraagt om eventuele weerstand of vooroordelen ten aanzi en van de deelname van de patiënt aan vergaderingen te overwinnen.

PAGE – 10 ============
vi Evaluatieonderzoek ‚therapeutis che projecten™ KCE reports 123A TOEKOMSTIGE ONDERZOEKSSTAPPEN De data die verkregen werd tijdens de eer ste ronde van interviews tonen aan dat hervormingen zoals een TP-programma, plaats vinden in een zeer complexe context. Ze worden beïnvloed worden door verschillende actoren (individueel en georganiseerd) met verschillende belangen en met hun eigen gewoontes, werkwijzen en doelstellingen die eigen zijn voor elke sector; en door culturele verschillen. De volgende onderzoeksstappen bestaan uit een tweede ronde van dataverzameling met de lopende projecten. De nadruk komt te liggen op hun ervaringen bij de implementatie van hun TP. We zullen op een meer dedu ctieve manier werken, in die zin dat hypothesen over effectiviteit van netwerken ui t de wetenschappelijke literatuur getoetst zullen worden in de verzamelde empirische da ta over de ervaringen van de projecten. De doelstelling is een beter inzicht te verwerven in de bevorderende en belemmerende factoren voor de implementatie van een samenwerking in een locale context.

PAGE – 11 ============
KCE Reports 123 Mental health care re forms – second intermediate report 1 Scientific summary Table of contents GLOSSARY . .. 41INTRODUCTION 5 1.1 THERAPEUTIC PROJECTS: COLLABORATION IN MENTAL HEALTH CARE .. 5 1.1.1 Objectives of this second intermediate report .. 5 1.2 METHODOLOGY, DATA COLLE CTION AND ANAL YSIS 6 1.2.1 Methodol ogy . 61.2.2 Data collection . 71.2.3 Data analysis .. 71.3 PATIENT DATA . 72HISTORY OF TP . 8 2.1 PREVIOUS COLLABORATION S BETWEEN PARTNERS .. 8 2.1.1 Informal collaboration between partners .. 9 2.1.2 Formal collaborations between partners . 10 2.2 THE PREPARATION OF THE TP- PLAN 1 12.2.1 The role of MH CCPs and ISHC .. 112.2.2 The elaboration of the proposal .. .. 122.2.3 The selection of the partners . .. 143OBJECTIVES OF THE TPS 15 3.1 INTRODUCTION .. 163.2 COLLABORATION OBJECTIVES . 163.2.1 Patient and fa mily level 163.2.2 Partner level .. . 173.3 SERVICE DELIVERY OBJECTIVES . 183.3.1 The transition between organisations . 183.3.2 Accessibility of ca re .. 193.3.3 A better use of care .. 193.4 OUTCOME OBJECTIVES . 203.4.1 Patient level .. .. 203.4.2 Professional level . 203.5 SPECIFIC CLUSTER-RELA TED INFOR MATION . 20 4SELECTION OF THE TARGET POPULATION . 22 4.1 MOTIVATIONS FOR SELECTIO N OF PATIEN T GROUP .. 22 4.2 INCLUSION AND EXCLUS ION CRITERIA . 23 4.2.1 Inclusion cr iteria .. 234.2.2 Exclusion criteria . 244.3 CHRONIC AND COMPLE X . 254.4 CARE PATHWAY .. 265SELECTION OF THE PARTNERS 27 5.1 FORMAL PA RTNERS .. 295.1.1 Obligatory pa rtners .. 295.1.2 Non-obligatory partners . .. 305.1.3 The role of the fo rmal partners .. 315.2 INFORMAL PARTNERS . 315.3 PARTNERS NOT PARTICIPATI NG IN THE TP 32 6GEOGRAPHICAL AREA OF ACTIVITY .. 33 6.1 SIZE OF THE CA TCHMENT AREA . .. 336.2 CONTEXT-RELATE D FACTORS . 336.3 MOTIVATI ONS . .. 347COORDINATION 36

50 KB – 106 Pages